Wij doen mee aan de voorleesdagen!
Voorlezen maakt je leuker! Of je nu voor het slapen gaan een mooi verhaal voorleest of overdag samen een prentenboek bekijkt, er worden herinneringen voor het leven gemaakt. Daarnaast heeft voorlezen een positief effect op woordenschat, spelling en tekstbegrip . Hieronder een aantal tips om het meeste uit dit speciale kwartiertje te halen.
Kinderen zijn nooit te jong om te worden voorgelezen. Het prikkelt de fantasie en versterkt de band tussen (groot)ouder en kind.
1
Een boek kiezen
In de bibliotheek is zoveel keuze aan boeken dat het soms niet meevalt een geschikt boek te vinden dat op dat moment past bij de belevingswereld van je kind. Denk eens aan de volgende situaties: misschien is er in het gezin een baby op komst, wordt je kind zindelijk of leert het tanden poetsen. Veel bibliotheken hebben de boeken per thema bij elkaar staan.
2
Hetzelfde boek een paar keer voorlezen
Het is een feit dat kinderen een verhaal eindeloos vaak willen horen en telkens opnieuw weer prachtig vinden. Bij de eerste keer voorlezen zijn ze geboeid, bij de tweede keer is er het feest der herkenning, bij de volgende keren krijgen ze oog voor detail en ontdekken ze steeds weer iets nieuws in de plaatjes.
Hetzelfde boek een paar keer voorlezen hoeft voor jou niet saai te zijn als je elke keer een ander onderwerp verzint om het na het voorlezen over te hebben: het thema, de personages, heeft je kind zelf wel eens zoiets meegemaakt?
3
Voorleesrituelen
Kinderen raken vertrouwd met allerlei rituelen: zo doen wij dat altijd! Ze voelen zich prettig als ze kunnen rekenen op het dagelijkse voorleesritueel. Lees voor op een vertrouwd moment of op een knusse plek met een knuffel of kussen erbij, en met zo weinig mogelijk kans op afleiding. Voorleestijd is de tijd waarin je samen kunt kijken, luisteren, praten en lachen.
4
Voorlezen met stemmetjes
In prentenboeken staan vaak veel korte spreekteksten. Het is niet nodig om je extra in te spannen en met verschillende stemmetjes voor te lezen. Bij peuters is dat nog niet zo aan de orde. Als je langzaam voorleest, goed articuleert en je kind tijdens het voorlezen regelmatig aankijkt, dan tref je vaak veel beter de toon en zal je kind goed begrijpen wie er in het boek iets zegt.
5
Te moeilijk of niet?
Het kan prettig zijn om van anderen titels van prentenboeken te horen die geschikt zijn voor de leeftijd van je kind. Dan nog kan het zijn dat je aarzelt of het boek niet te moeilijk of te gemakkelijk is.
Misschien helpt het om te weten dat een boek eigenlijk nét een beetje te moeilijk mag zijn. Als je het meerdere keren voorleest en je praat samen over het verhaal, heb je de meeste kans dat je kind door een boek geboeid wordt.
6
Voorspel samen het verhaal
Vraag tijdens het voorlezen aan je kind hoe het verhaal verder zou kunnen gaan. Door te vragen wat er allemaal kan gebeuren in het verhaal, denken kinderen goed na. Hierdoor leren ze in hun dagelijks leven ook beter om naar oplossingen te zoeken voor problemen.
7
Moeilijke woorden
Wanneer er moeilijke woorden in het boek staan, worden deze in de context van het verhaal vaak wel duidelijk. Zo niet, dan kun je jouw kind helpen om het nieuwe woord te leren door er een plaatje bij aan te wijzen, een voorbeeld te geven of een vervangend woord te gebruiken. Naderhand kun je ook het moeilijke woord er weer bijhalen. Zo onthoudt je kind het woord beter, dit helpt bij de ontwikkeling van het taalgebruik.
8
Laat uw kind vertellen
Geef uw kind gelegenheid om iets te zeggen als u het verhaal voorleest. Het gaat erom dat uw kind praat, dus alle opmerkingen over het verhaal zijn goed. Uw kind heeft een eigen interpretatie over het verhaal en kan ook meepraten vanuit eigen ervaringen. Daar kunt u dan weer op ingaan. Zo blijft uw kind betrokken bij het verhaal. Laat uw kind het verhaal ook zelf eens navertellen.
Door het verhaal aan een ander te vertellen en erover na te praten, gaat uw kind het verhaal beter begrijpen.
9
Voorbereiding op het voorlezen
Lees de titel van het boek voor en praat met je kind over de voorkant. Maak het nieuwsgierig naar het verhaal. Als je de kaft samen bekijkt, kun je samen bedenken waar het boek over zou kunnen gaan.